vrijdag 12 april 2019

Panta Rei en de weg naar het Oerlandschap.




Het Panta Rei project is inmiddels een kleine vijf jaar onderweg. Vanuit de behoefte om een overzicht van deze reis te delen is de voorstelling: "Panta Rei en de weg naar het Oerlandschap" ontstaan. Wat begon als een lezing is doorgegroeid naar een totaalkunstwerk waarin het verhaal van de reis werd verweven met poëzie en audiovisuele improvisaties. De voorstelling vond plaats op 24 maart in het TheaterHuis in Noordwijk. Onderstaande blog verteld het verhaal van Panta Rei in muziek, beeld en poëzie. De muziek en video is van Dre Bom en Dirk Janssens. De poëzie is van Rik van Leeuwen, met uitzondering van het openingsgedicht. Dat heb ik zelf geschreven.



Stars explode and mountains melt,
creation shifts, the flow is felt.
As space and time are torn and worn,
Life persists, new rocks are born.







Alles stroomt. Het water in de zeeën, rivieren en kanalen stroomt, en ook stroomt het water in de dingen die groeien; in de planten en de bomen en in de lichamen die rondlopen, kruipen, zwemmen en vliegen. Ook de lichamen zelf stromen; ze stromen in zwermen, scholen, en menigten door zeeën, bossen en straten.





Het landschap stroomt eveneens. Vegetatie bloeit en verdort met de seizoenen; zandduinen rollen voort als golven op zee; bergen verrijzen uit en verzinken in gloeiende dieptes; steden groeien en veranderen, onderhevig aan politieke en economische schommelingen.




Van gedachten in de geest wordt ook gezegd dat ze zich in een stroom voordoen. Nooit laat een idee. een gevoel of een waarneming zich vasthouden; ze glibberen tussen je vingers door en laten slechts een indruk achter.Alles stroomt en niets staat stil. Je vraagt het moment: 'Zal het nooit meer hetzelfde zijn?'. Maar het moment is inmiddels in iets anders verandert. Wie was het die de vraag stelde?

Alles stroomt, daar valt niet aan te ontkomen. Dus proberen we de stroom tenminste naar onze hand te zetten. We bouwen kanalen voor het water, reservaten voor de dieren, grenzen voor de mensen, paradigma's voor de gedachten. Is het mogelijk voor een mens om de stroom. al is het maar voor héél even, zijn eigen gang te laten gaan?











Er is iets aangebroken. Niemand weet en ieder luistert.
Verenigende druppels, wij, samen in de zwellende stilte.

Ik luister en ik hoor... gegalm, geruis, geschal. Muziek?

Ik hoor het brandende verdrinken van de eeuwigheid.


De pijn en vervoering van het tijdelijke heeft ons beet.

Een zwart gat opent zich als om te schreeuwen,

maar braakt een grijs mengsel van eindeloze kleuren.

Ik voel stroom al aan ons trekken. Zal het altijd anders zijn?

Ik voel de stroom mij al vervormen. Zal ik iemand anders zijn?

Vormloze herinneringen… rauwe, rode ogen…
Wervelende woorden en spartelende armen…
Twee radeloze longen… vullen zich met zout.

Ik ben de storm, de onderstroom, het kolkend grijze wolkendek.
Mijn botten breken en vergruizen, maar ze groeien altijd terug.
Ik ben de bruisend zwarte leegte in je hoofd, wanneer je slaapt.
Mijn botten breken en vergruizen, maar ze groeien altijd terug.
Ze groeien terug in nieuwe vormen; nieuwe vormen stutten mij.
Ze groeien terug als nieuwe stormen, nieuwe normen, nieuwe stijl.  
































Ik zit in een doos. Buiten gonst de wereld.
De muren lispelen als ik ze streel, en zenden

kietelende vlagen van verbijsterende vragen.

Het water in mij; zo vreemd, hoe het zich wendt
wanneer ik mij door de droge dagen duw.

Driftig schud ik mijn hoofd en alles wordt pluizig,
en nieuwe combinaties van oude dingen ontstaan.
Verboden vruchten die aan lantaarnpalen groeien,
en blauwe aders, met zwarte wortels vervlochten.

Bijten. Sommige dingen kunnen bijten.
Ook ik kan bijten. Soms wil ik bijten.
Onder mijn bed; een razend wild beest
wil een krater in mijn borstkas slaan.

Alle kracht verlaat mij en ik word als een weekdier.
Ik glibber tussen kieren en spleten, op zoek naar…
Naar wat? Ik weet het niet. Ik hoef het niet te weten.
Ik glibber ongestoord voort, op zoek naar iets.

Vergetelheid sijpelt door het plafond, en ik drink de vergetelheid.
Een pot vol vlindervleugels staat op de plank in het verlaten huis,
en verloren kunstobjecten roesten in het zwarte slijk.
Er zijn zoveel dingen die we vergeten.

De poort opent zich; dit is de hemel. Ik ben een beetje teleurgesteld.
Ik begin te dromen van een enorme, donkere, onderaardse kamer.
Hier kan ik gekristalliseerde stilte delven.
Ik maak een vuur van zwarte wortels; geurige vlammen springen op,
en krakende barsten beginnen te groeien.

Ik zit bij het vuur en laat het onmetelijke plafond op mij neerkomen.
Ik zit in een doos. Buiten gonst de snelweg.
Het grijze water onder de brug trekt mij met zich mee

in een diepe, natte dans naar het donkere hart van het meer.












































Alles omarmt alles, en alles probeert alles te bijten.
De zon zakt, mijn bloesem valt in het duister, en ik sterf.

Bloemen groeien uit mijn ogen; ze zijn blind voor de sterren,

maar kennen dingen die ik nooit voor mogelijk had gehouden.


En alle vormen gaan ten onder in een zee van vrije tijd,

en alles schreeuwt het brandende verdrinken van de eeuwigheid. 














































En de rivier stroomt verder.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten